Rekenen

Rekenen 2A is bedoeld voor studenten in een entree-opleiding, rekenen 2F voor studenten die een mbo-2 of mbo-3 opleiding volgen en rekenen 3F voor mbo-4-studenten.

De ER-examens zijn aangepaste rekenexamens. Zie voor meer informatie ER-examens.

Let op: rekenen wordt in dit jaar alleen nog in periode 1 afgenomen. Hierna kunnen deze examens niet meer worden ingezet als instellingsexamen.

Activiteitenplanning

Veelgestelde vragen

Welke openbare gegevens levert het CvTE over de centrale examens?

Van elk examen levert het CvTE het resultaat (cijfer en eventueel ook de vaardigheidsscore) aan de instelling van de desbetreffende kandidaat, zodat de examencommissie het cijfer kan vaststellen. Daarnaast leveren we de vaardigheidsscore en de deelrapportage aan de instelling.

Na afloop van de afnameperiode publiceren we de gemiddelde vaardigheidsscore op het exxamen en het landelijk gemiddelde cijfer per opleidingscode.

Andere gegevens over de centrale examens mag het CvTE niet verstrekken, omdat de resultaten niet herleidbaar mogen zijn tot individuele kandidaten of instellingen.

Worden studenten benadeeld door het verschil in lengte tussen examens?

Dat sommige versies meer opgaven bevatten dan andere, betekent niet dat er ongelijke eisen worden gesteld. Die variatie in lengte en aantallen opgaven heeft te maken met het feit dat sommige versies zogenaamde 'ankeritems' bevatten. Deze ankeritems maken het mogelijk om een afname en de daarbij behaalde resultaten te vergelijken met een andere afname. Deze procedure is onder andere belangrijk om de cesuur goed vast te kunnen stellen. Maar de eis die aan de studenten gesteld wordt, varieert niet. Bij een langer examen moet je meer items goed hebben om een voldoende te halen.  Het CvTE streeft ernaar om het verschil in lengte tussen varianten tot het uiterste te beperken.

Waarom varieert het aantal juiste antwoorden dat nodig is voor een voldoende?

De constructeurs en vaststellers van de examens streven ernaar om examens te maken met dezelfde moeilijkheidsgraad. Dat lukt echter niet altijd. Daarom is het belangrijk om eerst een zogenoemde 'schaalscore' vast te stellen. Die hoort bij een bepaald aantal opgaven dat goed beantwoord is.

Die schaal- of vaardigheidsscore zorgt ervoor dat er altijd gelijke eisen gesteld worden aan studenten. Of je nu een gemakkelijkere of een moeilijkere versie van het examen gemaakt hebt. Dus als een examen gemakkelijker blijkt te zijn, moet je meer opgaven goed beantwoorden om een voldoende te halen, dan wanneer het examen moeilijker blijkt te zijn geweest. Het CvTE streeft er naar om de examens zo te maken dat er zo weinig mogelijk variatie in moeilijkheidsgraad tussen versies is.

Waarom zijn er verschillende omzettingstabellen?

Elk examen heeft meerdere versies. Niet elke versie van een examen dat in één periode afgenomen is, is even lang en niet elke versie blijkt dezelfde moeilijkheidsgraad te hebben. Omdat er geen verschil mag zijn tussen studenten wat betreft de eisen die gesteld worden om de beheersing van de vaardigheid aan te tonen, zijn er verschillende omzettingstabellen. Van elke versie wordt per opgave bekeken in hoeverre het goed beantwoorden van deze opgave aantoont of de vereiste vaardigheid beheerst is. Dat betekent dus dat je bij gemakkelijkere opgaven meer opgaven goed moet hebben om aan te tonen dat je de vereiste vaardigheid bezit.

Ook de lengte van de scoreschaal speelt een rol. Voor elke variant wordt eerst bekeken wat de relatie is tussen de behaalde score en de schaalscore. Als dat duidelijk is, kan daarna de omzetting naar een cijfer plaatsvinden. De schaalscore als tussenstap zorgt ervoor dat de variatie tussen verschillende varianten van het examen in lengte en moeilijkheid gecorrigeerd wordt.